In mijn vorige artikel heb ik geschreven hoe een vrij obscuur wetsartikel in de overgangswet bij de invoering van de Inkomstenbelasting nu nog problemen kan opleveren bij een erfenis. In dat lange stuk gaf ik aan dat er een oplossing is, maar dat ik geen ruimte over had om die kenbaar te maken. In deze nieuwe column heb ik die gelegenheid wel.

De casus: hoe zat het ook al weer ?

Ik had de volgende casus genomen.
Vader overlijdt in 1995 en moeder in 2003. Op grond van zijn langstlevende testament krijgen de kinderen hun vadersdeel pas uitbetaald in 2003. In zijn testament was ook opgenomen dat de kinderen dan rente zouden ontvangen over hun kindsdeel.
Volgens de nieuwe inkomstenbelasting (IB) zou de rente over de jaren 1995 tot 2001 (invoering nieuwe IB) bij de kinderen belast worden met inkomstenbelasting volgens de regels van vóór 2001.

Omdat dat niet de bedoeling was van de wetgever, werd er een uitzondering geschreven op artikel AK van de overgangsbepalingen IB 2001. Simpel gezegd: omdat de kinderen in 2003 zichzelf hun vadersdeel en de rente moeten uitbetalen is er sprake van een onbelaste broekzak/vestzak-situatie.

Mr Ernst Loendersloot, Sr kandidaat notaris te Maastricht ontvangt een matchmaker formulier tijdens een bijeenkomst van Samen voor Maastricht.

Mr Ernst Loendersloot, Sr kandidaat notaris te Maastricht ontvangt een matchmaker formulier tijdens een bijeenkomst van Samen voor Maastricht.

Maar ik gaf aan dat dit niet altijd opgaat. Bijvoorbeeld als in 2003 niet moeder, maar bijvoorbeeld haar oudste zoon overlijdt. In de uitgewerkte casus blijkt dat dan de wettelijke langstlevende regeling van toepassing is met als gevolg:
de claim op moeder gaat naar zijn echtgenote (de schoondochter).

In 2013 overlijdt oma en moet alles afgewikkeld worden. De erfgenamen van oma zijn haar dochter en haar drie kleinkinderen, die in de plaats van haar zoon erven.

Vadersdeel met de rente van 1995 tot 2013 moet eerst nog afbetaald worden. Voor de schoondochter en de drie kleinkinderen geldt de regeling van schuldvermenging niet. De schoondochter en niet de kleinkinderen zijn de schuldeiser. De schoondochter ontvangt rente over een claim die al op 1 januari 2001 bestond en zal dus in 2013 een aanzienlijke heffing van inkomstenbelasting moeten betalen.

Oplossing

In mijn column gaf ik aan dat er een oplossing is. Maar dat oma dan wel nu nog capabel moet zijn omdat zij degene is die iets moet regelen.

Oma kan namelijk naar de notaris toegaan om een (nieuw) testament op te stellen. Zij moet er namelijk voor zorgen dat haar erfgenamen alsnog dezelfde worden als de degene die het vaders-deel met rente ontvangen.

Oma moet dus in haar testament opnemen dat zij de kinderen van haar voor-overleden zoon uitsluit als erfgenamen en in hun plaats haar schoondochter tot erfgenaam van de helft benoemen.

Als oma dit gek vindt klinken, dan kan ik me dat zeer goed voorstellen. Mocht de relatie met de weduwe van haar zoon minder goed zijn geworden of als zij toch wil dat de helft van haar erfenis bij haar kleinkinderen (de kinderen van haar zoon) terecht komt, dan kan oma nog als extra bepalen dat deze schoondochter verplicht is het “vaders” deel aan deze kleinkinderen uit te betalen.

Uiteindelijk zorgt deze testamentaire regeling ervoor dat de overgangsregeling uit de Inkomstenbelasting niet tot gevolg heeft dat er ineens een forse aanslag voor de Inkomstenbelasting volgt, terwijl de erfenis toch bij de kleinkinderen terecht komt en niet bij de schoondochter.

Fraai is het niet, makkelijk uit te leggen ook niet, maar met maatwerk kom je wel tot het gewenste resultaat.

Wil je hierover wat laten weten, stuur dan een mail.

Printversie

Alle vraag en antwoorden het ik gebundeld op: klik hier

%d bloggers liken dit: