Je kent vast de uitdrukking “Time flies when you’re having fun”. In een goede relatie gaat deze wijsheid zeker op. Toch kun je op de koffie komen als de tijd té snel voorbijvliegt en de relatie eindigt. Dat wil ik graag bespreken aan de hand van een casus.
Een koppel laat in hun samenlevingscontract een bepaling opnemen over meer-inbreng. Als de ene partner meer investeert in gezamenlijke bezittingen dan de ander, krijgt hij of zij een vordering op de partner die niet meebetaalt. Die schuld is volgens het samenlevingscontract direct opeisbaar, tenzij de “redelijkheid en billijkheid zich daartegen verzetten”.
De man betaalt als enige kosten die verband houden met hun woning.
Jaren later strandt de relatie en wil de man graag zijn geld terug hebben. Helaas voor hem is hij te laat met het opeisen van zijn centen. Volgens de wet verjaart een vordering die direct opeisbaar is namelijk na verloop van 5 jaar.
De rechter is niet te vermurwen: de man heeft zijn recht op het geld verspeeld door deze deadline te laten verlopen. Ook het beroep op de redelijkheid en billijkheid accepteert de rechter niet. Het argument van de man dat hij tijdens de vijf jaar volgend op de betaling nog steeds een relatie had met zijn partner, is volgens de rechter onvoldoende om directe opeisbaarheid te verhinderen.
Hij had immers binnen die termijn afspraken kunnen maken over terugbetaling.
Tot slot heeft de man geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verjaring te stuiten. Hiervoor was voldoende geweest als hij in de vijf jaar na de betaling zijn partner een brief had gestuurd waarin hij een beroep deed op zijn recht het geld terug te vragen.