Twee weken geleden kon je lezen over samenwoners die samen een huis kopen, maar niet evenveel eigen geld inleggen. In mijn voorbeeld heeft de vrouw dubbel zo veel spaargeld als de man. Een optie is om de woning dan in de verhouding 2/3e – 1/3e aan te kopen en niet 50/50.
Als ze na een paar jaar trouwen, loopt dit koppel tegen een lacune in de wet aan. Sinds 1 januari 2018 is de wettelijke ALGEHELE gemeenschap van goederen namelijk verleden tijd. Dit is vanaf die datum een BEPERKTE gemeenschap geworden. Veel verloofden denken, dat alles wat ieder van hen vóór hun huwelijk bezat, ook van die ene persoon blijft. Dus ook de ongelijke eigendom van hun woning.
Maar zo werkt artikel 1:94 lid 2 Burgerlijk Wetboek niet. Simpel gezegd worden alle bezittingen die het koppel al samen had, ineens 50/50 eigendom zodra het Ja-woord is uitgesproken.
Dit is een vreemde situatie en er zijn rechters die oordelen dat dit een onwenselijk gevolg is van dat wetsartikel. Of dat sprake is van een leemte in de wet die via de redelijkheid en billijkheid opgevuld moet worden in de geest van de wet.
Maar het is onzeker of deze elegante oplossingen juridisch stand houden als de Hoge Raad hierover moet oordelen.
Voor samenwoners die er zeker van willen zijn dat de ongelijke eigendomsverhouding van hun woning ook na hun huwelijk in stand blijft, heb ik maar één goede oplossing: maak huwelijkse voorwaarden en wijk daarin nadrukkelijk af van de wettelijke regeling.