Eind vorig jaar heeft de Rechtbank Overijssel een interessant vonnis gewezen over het kopen van een woning. De casus was als volgt. Een particulier zet een oude woonboerderij te koop. Eén van de kijkers brengt een bod uit en de eigenaar gaat met deze persoon verder praten. Dit pakt echter niet goed uit. De verkoper trekt zich terug en verkoopt het object voor een hogere prijs aan de tweede kijker.

De eerste bieder stapt naar de rechter met het verzoek voor recht te verklaren dat hij de rechtmatige koper is en niet de tweede kijker. Uiteindelijk draait het om de vraag of in dit specifieke geval een mondelinge overeenkomst voldoende is. Volgens de wet is namelijk een schriftelijke overeenkomst verplicht als het gaat om een woning die door een particulier gekocht wordt.

De eerste bieder stelt allereerst dat het verkochte een boerderij met loodsen is. Geen woning dus, maar een zakelijk object. De rechter ziet dit echter anders. Dat het gebouw ook zakelijk gebruikt kan en mag worden, maakt niet uit. Vervolgens claimt deze eerste bieder dat hij de boerderij wil gebruiken als opslag voor zijn collectie oude motoren. Hij wil daarin gaan handelen en heeft volgens hem dus niet als particulier geboden. Omdat hij dat nooit expliciet heeft gemeld aan de verkoper, gaat ook dit argument van tafel. De rechter verwijst daarnaast nog naar een uitspraak van de Hoge Raad uit 2011. De conclusie in die zaak is dat ook als de verkoper een particulier is de koop toch schriftelijk vastgelegd moet worden. Dus zelfs al zou de eerste bieder een handelaar zijn, dan nog was een schriftelijk koopcontract verplicht. Zolang dat niet getekend is door verkoper en koper, kan ook de verkoper zich nog terugtrekken.

%d bloggers liken dit: