Met langstlevende testamenten is het oppassen geblazen. In een recente rechtszaak moest de rechter oordelen of een weduwe de vadersdelen moest uitbetalen.
De kinderen verwijzen naar het langstlevende testament dat hun vader in 1988 heeft getekend. Daarin heeft hij zijn vermogen als volgt verdeeld: zijn echtgenote erft al zijn bezittingen en zijn kinderen krijgen een vordering ter grootte van hun kindsdeel. De kinderen kunnen deze vordering pas opeisen bij overlijden van zijn weduwe of als zij hertrouwt.
De man overlijdt in 2004 en zijn weduwe trouwt opnieuw in 2012. Maar wel onder het maken van huwelijkse voorwaarden. Zij denkt hierdoor te voorkomen dat zij de vadersdelen moet uitbetalen. In heel veel langstlevende testamenten staat namelijk dat de kinderen hun erfdeel alleen kunnen opvorderen als de langstlevende hertrouwt zonder het maken van huwelijkse voorwaarden. In het testament van haar overleden man ontbreekt echter die laatste toevoeging.
De rechter is van mening dat hij het testament niet ruimer mag uitleggen. Door te trouwen met haar nieuwe echtgenoot moet de weduwe de kinderen van haar overleden man nu uitbetalen. Dat is zuur voor de weduwe die een flink bedrag moet ophoesten. Heb je een (ouder) langstlevende testament, laat je notaris controleren of de opeisbaarheidsgronden goed zijn. Laat bijvoorbeeld nagaan of is vastgelegd dat de kinderen ook hun deel krijgen als de langstlevende opgenomen wordt in een zorginstelling. Anders loop je het risico dat de langstlevende moet interen op het vermogen en dus ook op de kindsdelen vanwege de hoge eigen bijdrage.