Een echtpaar wil een testament laten opstellen. Zij willen vooral hun specifieke wensen voor hun uitvaart vastleggen. De man wil laten opnemen dat de leden van een kerkelijke Broederschap aanwezig moeten zijn. Maar bij haar begrafenis zal dit niet gebeuren, vanwege het simpele feit dat zij een vrouw is.
De man vertelt dat de Broeders weten dat zo’n onderscheid naar geslacht, waardoor alleen mannen lid kunnen zijn, mogelijk in strijd is met het verbod om onderscheid te maken tussen mensen. Desondanks houden ze toch vast aan deze eeuwenoude regeling.
Kort na dit gesprek lees ik een uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens. Deze instelling moest oordelen over de statuten van een vereniging. Daarin was opgenomen dat alleen mannen vanaf circa 55 jaar lid konden worden. In die statuten werd het doel van de vereniging omschreven als het bevorderen van saamhorigheid en vriendschap van postactieven die een maatschappelijk verantwoordelijke functie hebben vervuld. Het is dus een club van – alleen mannelijke – pensionado’s.
Het College is van oordeel dat het op zich is toegestaan onderscheid te maken tussen mensen die wel of geen lid mogen worden van een vereniging. Een leesclub mag bijvoorbeeld liefhebbers van Heavy Metal weigeren. Tenminste, als daardoor het doel van de vereniging in het gedrang komt.
Bij de vereniging van pensionado’s is het oordeel echter dat saamhorigheid en vriendschap tussen de leden ook bevorderd kunnen worden als vrouwen eveneens mogen aanschuiven. Hier is dus sprake van een verboden onderscheid naar geslacht.
Of mijn cliënt en zijn lekenbroeders dus vrouwen moeten toelaten, durf ik niet te zeggen. Maar ik denk dat er nog heel wat water onder de Sint Servaasbrug doorstroomt, voordat ook dames met het Heiligenbeeld op hun schouders door Maastricht mogen lopen.