Onlangs had ik een bespreking met een oudere dame en haar kleindochter. Oma wilde graag dat zij er bij was omdat, zoals ze zelf aangaf, “die alles beter snapt. Ze heeft namelijk gestudeerd en werkt bij een accountantskantoor.” 

In ons computersysteem zie ik dat deze grootmoeder drie jaar terug al eens op kantoor is geweest. Zij heeft toen met een oud-collega gesproken over aanpassing van haar testament. In de aantekeningen van dat gesprek staat dat zij nog zou nadenken over het advies van mijn collega.

Aan het begin van ons gesprek inventariseer ik haar huidige situatie. Mevrouw woont in een huurwoning en ontvangt AOW en een weduwepensioen van haar tweede echtgenoot. Die is negen jaar geleden overleden. 
Ze heeft drie kinderen uit haar eerste huwelijk en twee kleinkinderen. Van haar eerste echtgenoot is zij gescheiden.
Haar bezit bestaat uit inboedel en €75.000 spaargeld.
Ze verteld dat zij en haar man, op het moment dat hij overleed, ongeveer €100.000 gespaard hadden. Sinds zijn overlijden heeft ze een deel daarvan moeten gebruiken omdat haar inkomen niet is gestegen en alles, ook de huur, duurder is geworden.

Nadat ik deze informatie heb gekregen, vraag ik naar de reden van haar bezoek. Mevrouw vertelt dat ze een testament heeft, maar dat wil aanpassen. Ze wil namelijk haar kleinkinderen tot haar erfgenamen maken. Dan kan oma hen met haar erfenis helpen met de opstart van hun leven. Haar kinderen wil ze dus overslaan als erfgenamen.


Op zich kan dat. Maar we moeten rekening houden met de fiscus. Als een kleinkind meer erft dan (afgerond) €22.000, moet het 80% meer erfbelasting betalen dan een kind (18% ipv 10% of 36% ipv 20%). 
 
Ik neem haar huidige testament door en vraag of ze ook het exemplaar van haar overleden, tweede, echtgenoot bij zich heeft. Dat heeft ze, maar ze begrijpt niet goed wat ik daarmee wil. Haar man is dood en zij wil haar eigen testament aanpassen. 
 
Ik lees zijn testament door en heb een minder leuke boodschap voor haar. Haar overleden man heeft namelijk een langstlevende testament. Afwijkend is, dat hij zijn echtgenote slechts voor 1% tot erfgenaam heeft benoemd en zijn dochter uit zijn eerste huwelijk voor 99%. Ik neem aan dat hij enerzijds zijn weduwe goed beschermd wilde achterlaten, maar anderzijds wilde dat zijn vermogen uiteindelijk bij zijn dochter terecht zou komen.

Door dit testament kan zijn weduwe beschikken over zijn hele erfenis en die desnoods opgebruiken. Maar na haar dood heeft haar stiefdochter recht op uitbetaling van een bedrag ter grootte van 99% van haar vader’s vermogen. De erfgenamen van mijn gesprekspartner zullen dat bedrag na haar dood moeten overboeken naar de stiefdochter. Dat vermindert natuurlijk wel het vermogen van oma.

Maar dit is nog niet het grootste probleem. Wel de rente-clausule die ook (bijna standaard) in langstlevende testamenten staat.  
 
Voor ieder jaar dat de weduwe haar overleden man overleeft, krijgt de stiefdochter ook nog 6% aan (enkelvoudige) rente uitbetaald. Oma merkt daar zelf nu niets van, want ook de rente hoeft pas na haar overlijden uitbetaald te worden. De erfenis van oma wordt dus nog lager, omdat haar erfgenamen ook die rente moeten overmaken naar de stiefdochter.
 
Nu ga ik even snel rekenen. Toen haar man overleed, was hun gezamenlijke bezit €100.000. Zijn aandeel daarin was de helft, omdat zij in de algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. De erfenis van haar overleden man was dus €50.000.  
 
De stiefdochter heeft recht op 99% daarvan. Dat is €49.500. 
Bovendien krijgt zij ook nog 6% rente over dit bedrag voor ieder jaar dat haar stiefmoeder langer geleefd heeft dan haar vader.  
 
Hij is al negen jaar dood, waardoor de rente is opgelopen tot 54% (9×6%). 
Dat betekent dat de stiefdochter op dit moment al recht heeft op een bedrag aan rente van 54% x €49.500 = €26.730. 
 
Samen met haar vadersdeel staat de teller voor de stiefdochter dus nu al op €76.230. 

Als de weduwe nu zou overlijden, moeten haar erfgenamen €76.230 aan de stiefdochter uitbetalen. Het saldo op haar spaarrekening is op dit moment €75.000 en verder heeft oma geen bezittingen. Feitelijk heeft zij niets om na te laten aan haar kinderen of haar kleinkinderen.

Het is goed dat de kleindochter mee is gekomen, want oma kijkt wat glazig als ik haar dit allemaal vertel. “Hoe kan het dat haar (klein)kinderen niets krijgen terwijl ze €75.000 spaargeld heeft en haar man haar slechts €50.000 heeft nagelaten?”  

De kleindochter snapt het principe heel goed. 

Dat blijkt als zij concludeert: “Als oma nog wat jaren leeft, tikt de rente-teller steeds verder door. Als oma nu spaart en niet geniet, doet ze dat niet voor ons maar voor de stiefdochter. Dus oma moet eigenlijk gewoon gaan genieten en het geld opmaken!” 
 
Ik wijs haar nog op het risico dat de erfgenamen van oma lopen. Aanvaarden zij haar erfenis zuiver, dan moeten zij alle schulden, dus ook die aan de stiefdochter, volledig betalen. Ook als dat zou betekenen dat ze dan zelf failliet gaan. Ik vraag de kleindochter dan ook om haar vader en zijn broer en zuster te waarschuwen om de erfenis van oma straks beneficiair te aanvaarden of helemaal niet. Bij het weggaan besluit oma dat ze dan maar direct begint met genieten. Ze nodigt haar kleindochter uit voor een kop koffie en stuk vlaai bij de lunchroom verderop in de straat. 

%d bloggers liken dit: